Hoe de noodopvang in Ede nieuwe saamhorigheid teweegbracht

Toen er in oktober 2015 plotseling 370 vluchtelingen in Ede arriveerden en er naast onderdak geen enkele voorziening voor hen bleek te zijn, sloegen Edese burgers de handen ineen. Uit alle hoeken en gaten van de stad kwam hulp. Samen zorgden ze voor onder meer 3000 kilo kleding, 235 activiteiten en 27 diners. Hoe heeft deze tijd de vrijwilligers veranderd, hoe kijken ze erop terug en welke momenten staan voor altijd op hun netvlies gebrand?

Jan de Kluijver, coördinator Meat & Eat: “Als je het verhaal van een vluchteling aan de keukentafel hebt gehoord, word je zachtmoedig”
Toen het nieuws over de noodopvang in de Mauritskazerne wereldkundig werd gemaakt, schoot het Diaconaal Platform Ede direct in de hulpmodus, herinnert coördinator Jan de Kluijver zich. “We vroegen ons af: ‘hoe kun je iets betekenen voor mensen die hier tijdelijk verblijven en de taal niet spreken? Als je niet goed met elkaar kunt praten, kun je altijd nog samen thee drinken en eten. Zo is Meat & Eat ontstaan.” Binnen een paar weken stelden 150 adressen hun huis open voor de nieuwkomers. Het moment dat de gezinnen en de vluchtelingen elkaar voor het eerst ontmoeten staat in Jans geheugen gegrift. “Ik stond bij de Mauritskazerne, de enthousiaste gezinnen aan de ene kant van de weg en aan aan de andere kant de vluchtelingen die in afwachting stonden. Het was was prachtig om te zien hoe verschillende werelden elkaar ontmoetten. Je kunt er allerlei meningen op nahouden, maar als je het verhaal van een vluchteling aan de keukentafel hebt gehoord, word je zachtmoedig.”

Henk en Ada Doornbos, mede-oprichters van de Welkomwinkel: “Plotseling zag ik in welke veiligheid wij leven en hoe groot onze welvaart is.”
Op een middag in oktober 2015 las Ada Doornbos een oproep op Facebook: ‘Kledingsorteerders gezocht’. Ze had die middag geen plannen dus stapte ze op haar fiets naar het kledinginzamelpunt. Het plan om eenmalig te helpen mondde uit in een project van een jaar, waar ook haar Henk man bij betrokken raakte. Met een aantal andere vrijwilligers richtten ze vanuit het Rode Kruis de Welkomwinkel op, een winkel die de vluchtelingen uit de noodopvang kon voorzien van kleding. “Het heeft ons leven veranderd. Je kent de verhalen uit de media, maar door deze mensen kwamen die aangrijpende verhalen heel dichtbij”, blikt Henk terug. Één van de vluchtelingen staat nog altijd op Ada’s netvlies: “Hij kwam de winkel binnen, viel op zijn knieën en riep alleen maar ‘Assad, Assad!’. Nu ik eraan denk, krijg ik weer tranen in mijn ogen. Dat greep me zo aan. Plotseling zag ik in welke veiligheid wij leven en hoe groot onze welvaart is.”

Astrid Wildekamp, coördinator de Speelkamer: “Hey juf’ hoorden we binnen de kortste keren overal vandaan.”
Als afdelingsmanager van peuteropvang en BSO Spelenderwijs richtte Astrid Wildekamp met een aantal andere vrijwilligers de Speelkamer in de noodopvang op. “De kinderen hadden daar niets, dus dit was een mooie manier om hen iets te geven wat aansloot bij hun leeftijd en wat de ouders enige vrijheid kon bieden.” Er werd Nederlandse les gegeven, gespeeld, gestoepkrijt en flink geknutseld. “Het was zo mooi om te zien hoe kinderen eerst verlegen en schoorvoetend binnenkwamen, maar na verloop van tijd de Speelkamer zelf enthousiast opzochten.” Het duurde niet lang, of de eerste Nederlandse woordjes werden al gesproken. “Hey juf’ hoorden we binnen de kortste keren overal vandaan. Dat de kinderen zich zo snel verstaanbaar konden maken, was ontzettend leuk om te zien.”

Tekst: Madelon de Goffau